Advertisement

Traagheid als Kompas in Versnelde Dagen

In de vroege ochtend, nog voor de stad haar schouders ophaalt, leer ik de traagheid opnieuw kennen. Het is een dunne draad die van mijn adem naar het open raam loopt, een teken dat ik niet hoef te rennen om te arriveren. De stilte is niet leeg, maar vol: van ongehoorde vogels, van een pan die zacht nasuist, van ruimte tussen gedachten die eindelijk tot rust komen. Ik merk hoe elke seconde handen krijgt, en hoe ze niets vasthouden.

De kunst van langzaam kijken

Langzaam kijken is een vorm van trouw: aan het licht dat langs de muur schuift, aan de barst in het kopje die zich niet verbergt, aan het mens dat ik vandaag mag zijn. Wie traag kijkt, krijgt de weerschijn van het kleine terug. Een straatsteen vertelt dan hoe vaak ze gedragen heeft; een windvlaag onthult de vorm van de leegte. Het ritme van de dag zakt uit de klok en gaat wonen in mijn voetzolen.

Een ritme dat ademt

Ik laat mijn stappen de maat slaan die mijn hart al kende. De kalender wordt getij, niet bevel. Er is werk, ja, en er zijn kaders, maar de zekerheid komt uit de diepte waar geen haast bestaat. Als ik luister, hoor ik dat keuzes ademhalen. Ze haasten zich niet weg van mij; ze komen dichterbij tot ze in mijn handen passen als een glas water.

De dunne draad tussen wachten en handelen

Wachten is geen stilstand, maar een gericht oor. Het is de tijd geven om te spreken, zodat handelen niet een reflex wordt, maar een antwoord. Ik leer het verschil tussen drang en richting. De eerste duwt, de tweede nodigt. Zo ontstaat er in de luwte een stap die klikt, alsof de dag zelf zegt: hier, precies hier.

Wat we leren van stil water

Bij het kanaal ligt de ochtend als een stuk zijde. Huizen staan op hun kop in het water, net iets zachter dan erboven, alsof de wereld oefent in mildheid. Een rimpeling reist traag door het beeld en laat het niet kapotgaan, maar bewogen zijn. Ik begrijp: helderheid is geen krachttoer, maar een gevolg van niet roeren zolang het niet hoeft. Wat ik laat bezinken, wordt vanzelf glashelder.

Als de dag op gang komt, draag ik een kleine stilte mee, als een warme steen in mijn jaszak. Ik weet dat ik haar kan vasthouden wanneer de druk zich aandient, dat traagheid niet tegen de tijd ingaat, maar er dieper in daalt. Zo wordt mijn pas een gebed zonder woorden: aandacht als richting, zachtheid als snelheid. En wat ik doe, doet mij terug—langzaam, precies, aanwezig.