Advertisement

Als het nieuws fluistert, luister ik naar de stilte

Vanochtend brak een bericht door de sluier van routine, als een steenslag in stil water. Het vond mij niet aan een tafel vol kranten, maar in het zachte blauw van een scherm, in de tussenruimte tussen ademhaling en gedachte. Ik las, ik stopte, ik las opnieuw. Niet om te weten, maar om te voelen wat weten met mij doet. Het is vreemd hoe nieuws zich nestelt: niet alleen in ons hoofd, ook in de handen die even trillen, in de blik die een fractie langer door het raam blijft hangen.

De golf die door ons heen trekt

Nieuws is beweging: een lijn die zich als een golf door straten, keukens en kantoortuinen vouwt. Het rolt door timeline en tong, overspoelt en zakt weer weg, laat een randje zout achter op de lip. Tussen melding en mens is er een smalle brug van aandacht, broos als morgendauw. Misschien is dat de ware headline: niet wat er gebeurt, maar wat het met ons doet – hoe wij van buiten naar binnen keren en iets in ons het ritme zoekt om verder te leven.

We spreken over feiten alsof ze stenen zijn, maar in ons worden het kamers. Sommige openen ramen, andere sluiten gordijnen. Ik merk hoe ik hunkeren naar nuance verwissel voor snelheid, hoe ik de diepte ruil voor het korte licht van gelijk krijgen. En toch, ergens onder de ruis, tikt een trager metronoom.

Traagheid als verzet

Ik probeer zachter te lezen, als een wandeling in plaats van een sprint. Een alinea ademen. Een zin laten uitwaaieren als wasgoed in de wind. Iemand bellen in plaats van reageren. Een vraag bewaren tot de avond, wanneer de dag afkoelt en betekenis dichter bij de huid komt te liggen. Traagheid is geen stilstand; het is een keuze om de resonantie van een bericht te horen, voorbij de koppen, voorbij het ongeduld dat alles tot nu reduceert.

Wie we worden

Wij zijn, meer dan we toegeven, datgene waar we onze blik aan toevertrouwen. Aandacht is een zachte belofte: wat je bekijkt, bekijkt je terug. In elke feed zit een spiegel. Niet om jezelf te zien, maar om te beslissen: wat mag er in mij blijven wonen, en wat geef ik de deur uit, beleefd maar vastberaden?

Tegen de avond ligt het bericht nog steeds als een dunne schaduw over de kamer. De stad ruist voorbij het glas, het scherm dooft als een ster die niets meer te bewijzen heeft. Ik leg mijn hand op de tafel en hoor het hout antwoorden. Misschien is dat genoeg voor nu: het kleine, rustige ja tegen het trage weten, zodat morgen niet alleen voller is van nieuws, maar ook wij voller zijn van mens.