Advertisement

Tussen twee ademhalingen: de kunst van vertragen

Ik merk hoe de dag zich versnelt zodra ik mijn scherm ontgrendel. Tussen notificaties en to-do-lijsten wordt mijn adem kort, alsof ik mezelf in kleine stukjes opdelen moet om alles te dragen. Maar ergens, tussen twee ademhalingen, opent zich een ruimte zo stil als ochtendlucht. In die ruimte daalt de ruis neer als stof in zonlicht; er ontstaat contour, er is weer een lichaam dat tijd bewoont, geen klok die mij beveelt. Daar begin ik opnieuw te luisteren.

De ruimte tussen twee momenten

Die ruimte vraagt geen prestaties. Ze vraagt aanwezigheid, de bereidheid om de seconde uit te rekken tot ze zacht wordt. Ik kijk naar de streep licht op de houten tafel, hoe ze schuift over krassen die kleine geschiedenissen dragen. Het is genoeg om te kijken zonder te grijpen.

Wanneer ik niet haast, worden dingen zichtbaar die anders onzichtbaar blijven: het trillen van een waterglas, een duif die op het vensterbankrandje balanceert, het geritsel van een gedachte die nog geen woorden hoeft. Het leven klopt in details, als een pols die zichzelf niet bewijst maar eenvoudig spreekt.

Luisteren naar het onuitgesprokene

Luisteren is niet hetzelfde als begrijpen. Luisteren is toestaan dat iets in mij beweegt zonder dat ik het meteen benoem. Soms leg ik een hand op mijn borst en tel tot vier bij het inademen, tot zes bij het uitademen. De wereld verandert er niet door, maar mijn plaats in die wereld wel: de ruimte in mijn ribbenkast wordt een kamer met geopende ramen, en de wind die binnenkomt heet mildheid.

Een klein ritueel

Ik zet een kop thee en wacht tot de stoom dunner wordt. Terwijl de temperatuur zakt, daalt ook mijn tempo. Ik schrijf drie regels in een notitieboek: wat ik loslaat, wat ik nodig heb, waar ik dankbaar voor ben. Er is niets groots aan, en juist daarom werkt het. Rituelen zijn manieren om tijd te vouwen en aandacht vorm te geven.

De traagheid als kompas

Traagheid is geen weigering, het is een keuze. Niet de rem, maar de bedding waarlangs richting ontstaat. Als ik vertraag, vallen prioriteiten uit elkaar tot ze rustig genoeg worden om hun eigen gewicht te tonen. Wat overblijft, is vaak eenvoud: één telefoontje, een wandeling, een zin die eindelijk landt. In de ruimte tussen twee ademhalingen vind ik het kompas dat ik overal zocht.

Misschien is dit alles wat nodig is: even blijven bij het licht op de tafel, bij de stoom boven de mok, bij de vogel die besluit te blijven. Als we die kleine getuigenissen van bestaan toelaten, wordt de dag niet groter, wel dieper. En in die diepte blijkt er altijd genoeg tijd voor wat werkelijk van ons is.