Advertisement

Als de hemel fluistert: het noorderlicht boven de polder

Vanochtend rolde een zachte kop over mijn scherm: het noorderlicht had zijn sluier tot diep in het land uitgespreid. Het was geen alarmbel, geen grafiek, geen crisis; slechts een bericht dat de lucht zich even herinnerde hoe het is om te zingen. Ik legde de telefoon neer en keek naar buiten. In het dalende donker leek de wereld stilgezet, alsof elke ruit, elke sloot en elke tuinpaal het bericht had gelezen en even niet wist hoe verder te ademen.

Het nieuws als spiegel

Er zijn dagen waarop nieuws feiten stapelt tot muren; vanmorgen maakte het een raam. Men sprak over zonnestormen, indices en magnetische dans, maar ik voelde vooral een oud soort nabijheid. Als kind leerde ik de nacht kennen als iets dat je doorgeeft: de stilte van ouders in de keuken, het kloppen van verwarmingsbuizen, de geur van wol. Nu, jaren later, is het een hemel die zich buigt over daken, en ik, kleiner dan mijn zorgen, stap naar buiten om te luisteren.

De meetbaarheid van het fenomeen – een cijfer voor intensiteit, een kaart voor zicht – raakt me en laat me tegelijk los. Want wat is een waarde op papier vergeleken met het even stilstaan van de adem? Het nieuws noemt het zeldzaam, maar voor mij voelt het vertrouwd: die paar seconden waarin je beseft dat de wereld groter is dan jouw cirkel van licht.

De kleur van stilte

Langs de polderweg tekent een oude molen zich af, de wieken donker tegen een sluier van groen en zacht roze. Slootwater draagt het licht mee, rimpelt niet, bewaart. In de verte glijdt een fietser, twee stippen warm wit die een eigen, kleiner heelal maken. De stad ligt als een gedachte aan de horizon; ambulancegeluiden komen en gaan, geen verhaal, slechts beweging. Ik denk aan alle keren dat wij het donker wilden verjagen met lampen, en hoe de hemel vandaag terugknippert: bewaar ook mij even, niet in pixels, maar in kijken.

Wat we meenemen

Misschien is het alleen dit: dat het nieuws ons soms uit de pas laat lopen met onze agenda. Dat we, tussen minuten en meldingen, een traag ritme vinden waarbinnen we weer woorden zoeken die niet op productiviteit lijken. Ik zal straks weer naar binnen gaan, koffie zetten, mails lezen. Maar iets blijft onder de huid: een dunne draad tussen het hier en het onmetelijke, een herinnering dat wachten ook een vorm van reizen is. En als de lucht straks weer gewoon grijs is, zal ik het niet jammer vinden; ik zal dankbaar zijn dat ik me even heb laten wegnemen door een kleur die niets wilde uitleggen en alles zachtjes aanwees.