Ik las vanochtend een bericht dat door de feeds schoof als een steen door water: de rimpels waren zichtbaar, de diepte bleef onzichtbaar. Er werd gesproken over verandering, over cijfers, maar tussen de regels trilde iets kwetsbaars, iets dat niet in grafieken past. Ik merkte hoe mijn duim wilde blijven scrollen, hoe de blik naar de volgende kop zocht, en toch hield ik even in. Alsof de wereld vroeg om een adempauze, om het gewicht van één feit te wegen zonder het meteen te verdunnen met tien andere.
Schaduw en licht
De stad buiten mijn raam deed wat steden doen: ze ademde verder. Een fietsbel sneed door de ochtend, een hond blafte tegen zijn echo, ergens sloeg een deur dicht. Het nieuws bleef als een schaduw over de stoep liggen, aanwezig, zoals winterlicht over baksteen glijdt. In dat licht zag ik gezichten die ik niet ken, mensen die nu misschien anders kijken, sprekend met stilte, als met een oude vriend die onverwacht aanbelt.
Traagheid als verzet
Misschien is traagheid het zachtste verzet dat we hebben. Niet de traagheid van onverschilligheid, maar die van aandacht: een hand die het oppervlak van de dag gladstrijkt en de rimpels telt. Er was in dat bericht geen heldere moraal, geen sluitende uitkomst. Er was een uitnodiging om te blijven bij wat schuurt. Ik zette de waterkoker aan en keek hoe belletjes zich aan de randen verzamelden; het duurde even, zoals het altijd even duurt, vóór warmte tot kookpunt spreekt.
Wat blijft
Wat blijft nadat het geluid van sirenes is opgelost in routine? Misschien alleen dit: we delen een kamer die wereld heet, en iedereen ademt haar lucht. De woorden die we kiezen hebben gewicht, de stilte ertussen nog meer. Ik denk aan handen die vandaag iets loslaten, aan stemmen die zachter worden en daarom beter gehoord. Aan het kleine ritueel van een raam dat opengaat, een plant die water krijgt, een buur die groet zonder haast.
Ik hoop dat we het nieuws niet alleen consumeren, maar ermee gaan zitten zoals je met een vriend zit die even niets vraagt: aanwezig, bereid om te luisteren. Dat we het ritme van de dag genoeg vertragen om te voelen waar het knelt en waar het licht binnenvalt. En dat we, als we straks scrollen, iets meer meenemen dan een kop en een cijfer: een ademteug langer, een blik die rust, een hart dat herinnert waarvoor het klopt.


















